ANLb door de jaren heen

‘Gelukkig krijgen boeren weer een pakket beheermaatregelen dat bij hun bedrijf past’

Twee collectieven voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) kunnen niet meer van elkaar verschillen dan Noardlike Fryske Wâlden en Natuurrijk Limburg. Andere historie, andere landschappen, andere landbouw. Juist daarom gaan Douwe Hoogland en Harm Kossen met elkaar in gesprek. Over de aanpak in het verleden en hoe de goede kanten daarvan vast te houden in de toekomst, nu de collectieven verder professionaliseren.

In het coulissenlandschap van Noord-Oost Friesland namen twee melkveehouders begin jaren negentig zelf het initiatief voor agrarisch natuurbeheer. De ammoniakrichtlijn dreigde veehouderij in deze regio onmogelijk te maken. Met de aanpak van de boeren ging de stikstofuitstoot omlaag, bleven de elzenhagen en houtwallen intact en de koeien in de wei. Deze aanpak van onderop werkte en kreeg veel navolging.

Friesland versus Limburg

“In Friesland had bijna elke gemeente op den duur een agrarische natuurvereniging”, zegt Douwe Hoogland. “Hiervan fuseerden er zes tot agrarisch natuurvereniging (en later collectief) Noardlike Fryske Wâlden. De werking en vorming van de  collectieven in Nederland kwam tot stand met WcL Winterswijk, ANOG, Waterland en Dijken en de Noordelijke Friese Wouden.”

“Limburg heeft nooit agrarische natuurverenigingen gehad”, vertelt Harm Kossen. “Friezen zijn van oudsher cultureel sterk verbonden met weidevogels en het beheer daarvan. In Limburg hechten we ook aan de nachtegaal en de leeuwerik uit ons volkslied, maar een beestje als de hamster was lang een plaagdier en veel van het landschap in het noorden is nog niet zo lang geleden ontgonnen voor turf.”

Toen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) via collectieven ging lopen, is Natuurrijk Limburg in 2015 ontstaan. Het Limburgse collectief is een van de grootste in Nederland; het beslaat de hele provincie.  

Keukentafel

Hoogland noemt de aanpak met individuele boeren een succesfactor voor agrarisch natuurbeheer. “Hoe meer je met boeren zelf in gesprek gaat, hoe meer je kunt bereiken voor de natuur. De polarisatie tussen landbouw en natuur wordt steeds groter. Een boer zal nooit in een volle zaal zeggen ‘ik ben voor natuur’. Maar dat zegt hij wel aan de keukentafel.”

Kossen is het daarmee eens. “Van Natuurrijk Limburg zijn 700 boeren lid. Die benaderen we één op één met onze veldwerkers. Zo krijgen boeren een pakket beheermaatregelen dat bij hun bedrijfsvoering en het gebied past. Dat is veel effectiever voor natuurbeheer dan verplichte standaardpakketten zoals in het verleden. Waarbij niet naar het resultaat gekeken werd – is het leefgebied verbeterd -, maar alleen gecontroleerd werd of de maatregelen precies waren uitgevoerd.”

Beheermonitoring ondergeschoven kindje

Afwijkingen zijn nu mogelijk, afhankelijk van het weer bijvoorbeeld mag er wat meer of minder water in je plas-drasgebied staan. Dat is winst, want het maakt dat boeren meer bereid zijn om ANLb-maatregelen te nemen.

Wel pleit Kossen voor een goede beheermonitoring (vanuit collectieven) die de beleidsmonitoring (vanuit overheid) aanvult. “Beleidsmonitoring is: grutto’s tellen. Bij beheermonitoring is het leefgebied creëren het doel. Is het grasland inderdaad doorloopbaar voor kuikens? Is het inderdaad kruidenrijk? Als experts vaststellen dat het leefgebied helemaal in orde is door ANLb-maatregelen en de gruttostand gaat toch achteruit, dan weet je dat er andere oorzaken zijn. Dan zijn er bijvoorbeeld meer predatoren bijgekomen. Met beheermonitoring ben je pas bezig met effectief natuurbeheer controleren. Maar het is helaas nog een ondergeschoven kindje.”

Concurrentie met eco-regelingen

Wat het halen van die ANLb-opgaven in de weg zit sinds het nieuwe GLB in 2023 is de concurrentie met de eco-regelingen. Kossen: “De grond is extreem duur geworden, dus boeren móeten daarmee verdienen. Daarom zoeken ze continu wat hen meer inkomen levert, eco-regelingen of agrarisch natuurbeheer. Ze vragen het ook aan onze veldwerkers. Die zijn daar eigenlijk niet voor aangesteld, want wij hebben als collectief geen grip op de eco-regelingen. Maar ze slaan toch maar aan het rekenen. Je kunt boeren niet vastpinnen op de zesjarige afspraken voor ANLb, dan zijn ze een dief van hun eigen portemonnee. Dus is het: flexibel zijn en elk jaar kijken wat haalbaar is en zo voorkomen dat te veel ANLb-gebied wegvalt.”

Professionalisering toejuichen

Een groot collectief als Natuurrijk Limburg heeft mogelijkheden om te compenseren. Wat in de ene regio wegvalt, kan in een ander gebied weer wel. Hoogland: “Voor natuurbeheer moet je niet versnipperd per plotje de boekhouding bijhouden. Natuur houdt niet op bij de rand van een akker, het landschap gaat verder dan één boerenbedrijf. Daarom vormden we ook Noardlike Fryske Wâlden. En daarom letten collectieven op het halen van de opgaven in een heel gebied.”

Allebei juichen ze de professionalisering van collectieven toe. “Collectieven worden vertrouwd, zowel door de boeren als door de politiek. Daardoor krijgen ze er meer taken bij, zoals opgaven voor water en klimaat”, licht Hoogland toe. “Boeren hebben naast het collectief een bedrijf te runnen. Dan is het prettig als je de taken aan professionals kunt overlaten, die bovendien meer deskundigheid hebben.”

Kossen: “Dat een collectief groot is, hoeft geen belemmering te zijn voor de individuele benadering van boeren en op het lijf geschreven beheerpakketten. Dat hebben we met Natuurrijk Limburg wel bewezen.  Als je maar gedreven veldwerkers hebt, die graag in het land staan en het systeem doorgronden.”

Profiel

Douwe Hoogland is voormalig PvdA-statenlid en gedeputeerde van provincie Fryslân, was van 2006 tot 2014 voorzitter van agrarisch natuurvereniging Noardlike Fryske Wâlden (tegenwoordig collectief) en is melkveehouder in ruste. Harm Kossen is vanaf het begin coördinator van collectief Natuurrijk Limburg.

Historie

Van 1995 tot 2000 gold de ‘Regeling Beheerovereenkomsten en Natuurontwikkeling’ (RBON). Dienst Landelijk Gebied (DLG) gaf ‘advies aan de keukentafel’ over de mogelijkheden van de RBON en de overeenkomsten waren maatwerk.

Van 2000 tot 2010 was er de ‘Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer’ (SAN) van het Programma Beheer en vanaf 2007 de provinciale (P)SAN. Met de komst van de SAN was het maatwerk verleden tijd. Er waren standaardsubsidiepakketten. De resultaten van het beheer werden uitgedrukt in bijvoorbeeld aantal plantsoorten per 25 m2 en aantal broedparen per 100 ha. DLG werd controleur in plaats van adviseur.

Tussen 2010 en 2016 was er het Subsidiestelsel Natuur & Landschap - agrarisch (SNLa). Doel was effectiever agrarisch natuurbeheer. Het maatwerk per boer keerde terug. De focus lag op gebiedsopgaven. Collectieven deden hun intrede. Collectieven zijn gecertificeerde verenigingen die de subsidie voor agrarisch natuurbeheer aanvragen en beheercontracten met individuele agrariërs afsluiten.

Per 1 januari 2016 is het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) ingevoerd. Per regio bekijken de collectieven hoe leefgebieden gecreëerd en in stand gehouden moeten worden voor een soort of groepen van soorten, met een collectieve gebiedsgerichte aanpak en –verantwoordelijkheid. Het ANLb richt zich op het behoud en herstel van biodiversiteit, water- en klimaatdoelen en agrarische natuur en landschap.