Waarden Verwaarden: het belang van juiste taal

Afname van biodiversiteit is een probleem. Hoe eenzijdiger de flora en fauna, hoe kleiner het zelfregulerend vermogen om ziekten en plagen het hoofd te bieden.

Meer diversiteit in de landbouw helpt een duurzame landbouwproductie. Hoe zorg je dat consumenten zich daarvan bewust zijn en daar hun koopgedrag op afstemmen?

Dat onderzochten groothandel in biologische producten Odin en enkele natuurvoedingswinkels, met het project ‘Waarden
Verwaarden’.

Bewuste keuze kunnen maken

“De consumenten die onze producten kopen gaan behoorlijk bewust met voeding om. Maar zelfs zij hebben geen uitgebreide kennis van wat zich afspeelt voor een gewas op de akker staat of een dier in de stal”, schetst Merle Koomans van Odin de uitgangspositie van het project Waarden Verwaarden.

“We wilden dat zij een bewuste keuze kunnen maken voor rassen die de biodiversiteit ten goede komen, maar we merkten algauw dat dit voor veel consumenten complex is. Als het over veredeling gaat, dan komen termen als F1-hybride, mannelijke steriliteit of zaadvaste rassen op tafel.”

Jargon taboe

Om erachter te komen hoe je op de winkelvloer goed communiceert over deze ingewikkelde materie, ging Odin in gesprek. Met de natuurvoedingswinkels die partner in het project waren en met hun klanten, onder meer via enquêtes.

Koomans: “Bij Odin bleken we eigenlijk al te veel jargon te hanteren. Onze partners hielden ons bij de les.” In eerste instantie was het doel symbolen te ontwikkelen om de producten te categoriseren. Bijvoorbeeld een geopend slotje als het gaat om een zaadvast gewas, waarvan boeren een deel van de opbrengst kunnen gebruiken om
volgend seizoen opnieuw te zaaien. “Uiteindelijk bleken woorden betere associaties op te leveren. Bijvoorbeeld ‘vrij ras’.”

Simpel

Uiteindelijk leverde dat een lijst met eenvoudige termen op die bij consumenten een luikje openen naar begrip. ‘Dubbel doel’ voor koeienrassen die voor vlees en melk gehouden worden. ‘Robuust’ voor rassen die uit zichzelf al weerbaar zijn tegen ziektes.

Deze begrippen zijn doorgevoerd op de producten waarop ze van toepassing zijn, op schapkaarten en op andere communicatiemiddelen in de winkels. Op deze manier dragen Odin en de natuurvoedingswinkels uit welke producten bijdragen aan biodiversiteit.

Koomans: “Wij oordelen niet over producten. We verkopen ook prima biologische producten waarop we het etiket ‘vrij’ of ‘robuust’ niet kunnen plakken. We willen het alleen bekendmaken aanconsumenten, zodat ze een bewustere keuze kunnen maken.”

Het slot van het project liep anders dan gehoopt, zodat de eindmeting niet heeft plaatsgevonden. Daardoor is niet bekend of consumenten inderdaad anders kiezen door de nieuwe termen.

Meetbaar maken

“Het project is afgelopen, maar we kunnen met de uitkomsten van de discussies nog jaren verder”, zegt Koomans. “Er is bijvoorbeeld ook behoefte om te weten hoevéél we bijdragen aan de biodiversiteit. Zo verkopen we rodelika-wortelen, een ras waarvan de zaden bruikbaar zijn om opnieuw te zaaien.

Maar hoeveel verkopen we daarvan? Hoeveel hectare rodelika-wortelen worden voor ons geteeld en hoeveel andere, niet-zaadvaste rassen? De komende jaren willen we proberen om de bijdrage aan de biodiversiteit beter te kwantificeren.”

Tekst: Corianne Roza (Rozatekst)